In the Kaaistudio’s, Mette Edvardsen delivered nothing less than a world-class show with the Belgian premiere of her performance Oslo, an anagram for ‘solo’ but also the name of the capital of her native country (although she has lived and worked in Brussels for many years). The principle of this performance, which goes back to the roots of Dada, Fluxus and the Situationist International, is as simple as it is brilliant. Edvardsen has written a text of which virtually every sentence begins with ‘A man walks into a room...’. The performance begins intimately with an anecdote: she relates how, when a father and his very young daughter left the theatre during a previous performance, the little girl lost her shoe on the way out. As a performer, that put her in an uncomfortable position: should she go on performing or interrupt the performance and lend a hand?
From this personal outpouring, Oslo switches over into a conceptual tour de force, which goes from profound to nasty and awkward. At times wryly comic, then deeply moving. Edvardsen recites hundreds of sentences, moving across the stage with mathematical precision. Standing, lying down, sitting, with her face turned towards – or looking away from – the audience seated on traditional stalls, she utters rhythmically: ‘A man walks into a room unhappy. A man walks into a room and walks out again. A man walks into a room twice. A man walks into a room and something happens. A man walks into a room happy’.
In the second act of the performance, the same type of texts and phrases appears on two news tickers, which enables Edvardsen to play with language even more powerfully: Aaaaaaaaaa mmmmmmmmaaaaaaaaannnnnn wwwwwwwwwaaaaaaaaaalllllllllllkkkkkssssss iiiiinnnttto aaaaa rrroooom. In the third act, Oslo surprises: scattered among the audience, the Brussels Experimental Choir, composed of 17 members assembled for the occasion, starts singing the same type of texts in a hesitant canon. The genius of Oslo lies in its execution. What could just as well have been a pompous show, a dull exercise in style or unworldly act turns – thanks to the right timing, attitude and ability to find the right words – into an intelligent, entertaining and unforgettable tour de force.
Article published in Metropolis M, 09.04.2017
In de Kaaistudio’s levert Mette Edvardsen niet minder dan wereldklasse af met de Belgische première van haar performance Oslo, een anagram van ‘solo’, maar ook de naam van de hoofdstad van haar geboorteland (ze woont en werkt overigens sinds vele jaren in Brussel). Het principe van deze performance, die teruggaat naar de wortels van dada, Fluxus en de Situationist International, is even eenvoudig als geniaal. Edvardsen schrijft een tekst waarvan bijna alle zinnen beginnen met ‘A man walks into a room…’. Ze vangt de performance intiem aan met een anekdote: ze vertelt over een vader en zijn piepjonge dochtertje die bij een eerdere voorstelling de zaal verlieten, waarbij het dochtertje haar schoen verloor. Dat bracht haar als performer in een ongemakkelijke positie – moest ze doorgaan met spelen of de voorstelling onderbreken en te hulp schieten?
Vanuit deze persoonlijke ontboezeming schakelt Oslo over naar een conceptuele krachttoer, die van diepzinnig, naar wrang en ongemakkelijk verloopt. Soms droogkomisch, dan weer diep ontroerend. Edvardsen declameert honderden zinnen, waarbij ze zich met mathematische precisie over het toneel verplaatst. Staand, liggend, zittend, met het gezicht gericht naar – en wegkijkend van - het op een klassieke tribune gezeten publiek, klinkt het ritmisch: ‘A man walks into a room unhappy. A man walks into a room and walks out again. A man walks into a room twice. A man walks into a room and something happens. A man walks into a room happy’.
In de tweede akte van de performance, verschijnen er eenzelfde soort teksten en fraseringen op twee lichtkranten, hetgeen Edvardsen toestaat om nog sterker op taal te spelen: Aaaaaaaaaa mmmmmmmmaaaaaaaaannnnnn Wwwwwwwwwaaaaaaaaaalllllllllllkkkkkssssss iiiiinnnttto aaaaa rrroooom. In de derde akte, verrast Oslo: verspreid tussen het publiek, blijkt het voor de gelegenheid gevormde, zeventienkoppige Brussels Experimental Choir te zitten, die in een aarzelend canon, eenzelfde soort teksten begint te zingen. Het briljante aan Oslo zit hem in de uitwerking. Wat evengoed een pompeuze show, een doffe stijloefening of een wereldvreemde act had kunnen worden, mondt dankzij de juiste timing, attitude en trefzekerheid uit in een intelligente, amusante en onvergetelijke tour de force.
Artikel gepubliceerd in Metropolis M, 09.04.2017